001 6294 Tetre 2004 03 31 10 37 04 CRW 5913b

Foto: In Tertre nabij St-Ghislain vind je nog de laatste functionerende armseinen bij de NMBS (toestand 2004).

Eerste armseinen in België

De oorsprong van de Belgische armseinen dateert uit de 19de eeuw en is afgeleid van het Engelse systeem. Rond 1875 werden bij de toenmalige staatsspoorwegen armseinen geïnstalleerd die sterke gelijkenis vertoonden met de Engelse seinbeelden met drie standen. Kort na de invoering van het Engelse systeem schakelde de Etat Belge in 1890 over op het tweestandenseinstelsel. Na de eerste wereldoorlog werd in 1919 het driestandenseinstelsel geïntroduceerd. Hoogst eigenaardig kwam dit nieuwe seinstelsel niet in de plaats van het tweestandenseinstelsel. Tot in de jaren '90 hebben de twee stelsels naast elkaar blijven bestaan. Ook nadat het lichtseinstelsel vanaf 1947 geleidelijk ingevoerd werd.

De oude armseinen zijn intussen vervangen door moderne lichtseinen. Alleen nog op de goederenlijn van Saint-Ghislain naar Tertre vind je nog de enige twee werkende Belgische armseinen. Daarnaast kun je nog terecht op enkele museumlijnen zoals de CFV3V, de bocq-lijn en bij het Stoomcentrum Maldegem.

De volgende onderwerpen komen aan bod:

1. Het tweestandenseinstelsel

1.1 Het stopsein
1.2 Het waarschuwingssein
1.3 Stopsein en waarschuwingssein
1.4 Een kandelaar of richtingssein
1.5 Speciaal richtingssein
1.6 Het rangeersein
1.7 De Belgische Oostkantons

2. Het driestandenseinstelsel

2.1 Het stopsein2.1 Het stopsein
2.2 Het waarschuwingssein
2.3 Het gecombineerd sein
2.4 De Kandelaar of richtingssein
2.5 Het rangeersein
2.6 Het vereenvoudigd stopsein en rangeersein

In het bestek van dit artikel bespreken we alleen het armseinstelsel dat bij de Belgische Spoorwegen zoals deze in de jaren tachtig en begin negentig nog in dienst waren. Dit betekent dat sommige oudere reglementeringen en bepaalde verschillen met het meest recente stelsel (zoals nummerseinen, armen voor achteruitrijden) niet aan bod zullen komen. Onderwerpen, zoals het gebruik van krokodillen, het leggen van trekkabels, het plaatsen van bakens, de werking van seinhuizen, enz. worden in dit artikel eveneens niet besproken. Zij kunnen het wel het thema uitmaken van toekomstige nieuwe bijdragen. Tot slot kunnen we onmogelijk het volledige seinstelsel tot in de kleinste details bespreken. Daarover bestaan meer gespecialiseerde werken. Wij beperken ons tot deze gegevens die voor de doorsnee modelbouwer en modelbaan naar Belgisch voorbeeld interessant kunnen zijn.

 

 

 

1. Het tweestandenseinstelsel

002 39 3 Seinen Tweestandenstelsel Florenville L165 km93,8 07 08 1992 AV 5 A3252 A5564 tekening 01

Foto: De drie verschillende seinen van het tweestanden seinstelsel in Florenville op de Athus-Meuse lijn.
Tekening: Van boven naar beneden: het stopsein, het waarschuwingssein en het rangeersein.

Het tweestandenstelsel is afgeleid van het Engelse voorbeeld van de LNER of de Londen North Eastern Railway. Deze seinen kenden twee standen: een horizontale en een diagonale positie in een hoek van 45 graden schuin naar boven. Het latere driestandenseinstelsel kende nog een derde verticale stand. Omdat in België net als in Engeland links wordt gereden staan de seinen links van het spoor opgesteld. We kunnen een onderscheid maken uit drie soorten seinen: een stopsein, een waarschuwingssein en een rangeersein.

Bij het stopsein is de seinarm aan de voorzijde rood geschilderd met een verticale witte streep. Het waarschuwingssein heeft op het uiteinde een verbreding die uitloopt in een punt. Op deze pijl is een zwarte gebroken lijn geschilderd. Het rangeersein is kleiner dan het stopsein en is paars gekleurd met een verticale band. De achterzijde van de seinarm is steeds wit met een zwarte dwars geschilderde lijn.

Om de seinen van het tweestandenstelsel uiterlijk van de later ingevoerde seinen van het driestandenseinstelsel (vanaf 1919) te kunnen onderscheiden, hebben de armen een afwijkende vorm. Bij een stopsein en het rangeersein van het tweestandenseinstelsel wordt het uiteinde van de rode arm voorzien van een ronde schijf. Bij het driestandenseinstelsel heeft de seinarm een recht uiteinde. Het gele waarschuwingsein van het tweestandenseinstelsel heeft in het midden van de arm een ronding met een zwarte ring. Deze ronding ontbreekt bij het driestandenseinstelsel.

Naast een arm heeft elk sein een seinlamp zodat de stand van het sein ook 's nachts zichtbaar is. In beide stelsels wordt de seinlamp afgedekt door een gekleurd glas. Afhankelijk van de stand van het sein wordt een ander glas voor de seinlamp geschoven. Dit glas kan met drie rondingen verwerkt zitten in de seinarm of bediend worden door een afzonderlijk mechanisme dat rechts van de seinmast opgehangen wordt en gelijktijdig met de seinarm bediend wordt.

 

1.1 Het stopsein

003 44 1 Seinen Tweestandenstelsel Stopsein Florenville 4506 L165 km92,8 11 10 1990 AV 1 A3232 A5565 tekening 02

Foto: Twee stopseinen van het tweestandenseinstelsel richting Bertrix bij het station Florenville op lijn 165.
Tekening: De twee standen van het stopsein van het tweestandenseinstelsel.

Voor het stopsein van het tweestandenstelsel gelden twee seinbeelden. 1) Een horizontale stand van de seinarm, wat betekent dat de trein moet stoppen. 2) Een schuin naar boven gerichte seinarm wat aankondigt dat de locomotief kan doorrijden. Deze seinbeelden zijn 's nachts zichtbaar met een rood of groen glas voor de seinlamp. Aan de achterzijde is een wit licht zichtbaar wanneer de arm horizontaal staat.

 

1.2 Het waarschuwingssein

004 Naamloos1 A1413 waarschuwingssein tweestandenstelsel A5566 tekening 03

foto: Een waarschuwingssein van het tweestandenstelsel herken je aan de ronde schijf in het midden. De derde opening voor gekleurd glas is afgedekt en wordt niet gebruikt.
Tekening: de verschillende standen van het waarschuwingssein van het tweestandenseinstelsel in Gavere.

Op lijnen waar de referentiesnelheid hoger is dan 70 km/uur wordt een stopsein voorafgegaan door een geel waarschuwingssein. De stand van een waarschuwingssein geeft informatie over het daaropvolgende stopsein. In de horizontale (geel licht) stand heb je drie mogelijkheden. 1) Het volgende stopsein is gesloten. De machinist mag in dit geval het waarschuwingssein passeren maar hij moet de trein afremmen zodat hij tijdig voor het volgende stopsein kan stoppen. 2) Het volgende stopsein is geopend, maar het daarop volgende stopsein dat niet op de reglementaire waarschuwingsafstand staat is gesloten. 3) Het volgende sein is een richtingssein of kandelaar (zie verder) dat een snelheidsbeperking oplegt. Wanneer de gele arm van het waarschuwingssein open staat (groen licht) en dus schuin naar boven wijst zal ook het volgende stopsein open staan. De machinist mag bij het voorbijrijden van het waarschuwingssein zijn snelheid aanhouden.

 

1.3 Stopsein en waarschuwingssein

005 31 Seinen Tweestandenstelsel Saint Vincent Bellefontaine L165 km 103,3 26 08 1993 AV 1 A3295 A5567 tekening 04

Foto: Een stop- en waarschuwingssein van het tweestandenstelsel in Saint-Vincent-Bellefontaine op lijn 165 km. Het gesloten sein onderaan wijst erop dat het volgende stopsein gesloten is.
Tekening: De verschillende standen van het stopsein en waarschuwingssein van het tweestandenseinstelsel op dezelfde seinmast.

In sommige situaties komt het voor dat op één mast zowel een stopsein als een waarschuwingssein voorkomen. Dit is het geval wanneer de (rem)afstand tussen twee opeenvolgende stopseinen te kort is om hiertussen nog een waarschuwingssein te plaatsen. Het stopsein staat steeds bovenaan. De volgende drie situaties kunnen zich voordoen:

1) Wanneer beide armen in de horizontale stand staan, is het voorbijrijden door het rode stopsein verboden.

2) Wanneer de rode seinarm in de diagonale stand staat en het waarschuwingssein gesloten is, mag de trein het sein voorbijrijden. Het volgende sein is een gesloten stopsein. De machinist moet de trein afremmen zodat hij voor het volgende stopsein kan halt houden.

3) Wanneer beide seinarmen schuin naar boven wijzen betekent dit dat de trein het stopsein mag voorbijrijden. Er wordt geen bijkomende snelheidsbeperking opgelegd. Een waarschuwingssein kan maar open staan als het daarboven geplaatste stopsein open staat.

 

1.4 Een kandelaar of richtingssein

006 41 1 Seinen Tweestandenstelsel Virton Bastongne N 4503 L7664 11 10 1990 AV 1 A3247007 Seinen Tweestandenstelsel Vonêche L166 km38,5 08 07 1992 AV 4 A3267

Foto: Een kandelaar van het tweestandenstelsel bij de inrit van het station Florenville. Het hoofdspoor is vrij en de motorwagen mag zijn snelheid aanhouden.
Foto: Het stopsein van het uitwijkspoor van de kandelaar voor de inrit van het station van Vonêche is geopend. De aankomende locomotief mag het sein voorbijrijden tegen de opgelegde maximumsnelheid.

A5568 tekening 05

Tekening: Een kandelaar van het tweestandenseinstelsel.

Een speciale situatie vormen de zogenoemde kandelaars of richtingsseinen. Kandelaars danken hun naam aan hun speciale vormgeving. Zij bestaan uit twee, drie en uitzonderlijk uit vier seinpalen. Een kandelaar geeft aan dat het spoor gesplitst wordt in twee of meerdere sporen. bij de inrit van een station en bij het splitsen van het hoofdspoor. Elke seinmast staat voor één spoor. De hoogste mast duidt het hoofdspoor aan en staat niet noodzakelijk in het midden. De andere masten duiden op de aftakkingen links of rechts van het hoofdspoor. Wanner het hoofdspoor gesplitst wordt in twee hoofdsporen, zullen beide masten echter even hoog geplaatst worden. Elke mast heeft bovenaan een stopsein. Het open sein geeft de richting aan waarin de trein moet rijden.

Een kandelaar wordt gewoonlijk voorafgegaan door een waarschuwingssein. Wanneer het waarschuwingssein open staat betekent dit dat het volgende stopsein op het hoofdspoor geopend is. Wanneer het waarschuwingssein gesloten is, is het volgende stopsein van het hoofdspoor eveneens gesloten, maar kan een stopsein op een lagere seinpaal geopend zijn, zodat de trein naar een zijspoor kan geleid worden. Wanneer de locomotief moet uitwijken, wordt veelal een snelheidsbeperking opgelegd. Dit wordt aangegeven met een omgekeerde driehoek waarin een cijfer (vermenigvuldigd met 10) de opgelegde snelheid aangeeft. Deze driehoek is bevestigd onderaan op de mast die verwijst naar het betreffende spoor of sporenbundel. Bij een splitsing van het hoofdspoor in twee hoofdsporen, geeft een gesloten waarschuwingssein aan dat beide stopseinen van de kandelaar of het richtingssein gesloten zullen zijn.

 

 1.5 Speciaal richtingssein

A5569 tekening 06

Tekening: De richtingssein met twee stoparmen. De bovenste stoparm geldt voor het spoor links, de onderste verwijst naar het spoor rechts.

Een speciaal richtingssein wordt gevormd door een seinmast met twee stoparmen die onder elkaar geplaatst worden. Het bovenste stopsein heeft in deze situatie betrekking op het linkerspoor, het onderste verwijst naar het rechterspoor. Wanneer de bovenste arm open staat is de onderste gesloten en is doorrijden toegelaten naar het linkerspoor. Is de bovenste arm gesloten en het onderste geopend, is doorrijden naar het rechterspoor mogelijk. Het voorbijrijden van het sein gebeurt tegen een beperkte snelheid opgelegd door twee gekoppelde driehoeken die verwijzen naar het linker- en rechterspoor. Deze combinatie van stopseinen werden vanaf de jaren '70 niet meer opgesteld.

 

1.6 Het rangeersein

008 33 Seinen Tweestandenstelsel Paliseul L166 KM 60,7 26 09 1987 AV 1 A3286A5570 tekening 07

Foto: Een stopsein met daaronder een rangeersein van het tweestandenstelsel in Paliseul op lijn 166.
Tekening: de twee mogelijke standen van het rangeersein van het tweestandenseinstelsel

Tot slot hebben we het paarse rangeersein. Een rangeerbeweging wordt in het vakjargon aangeduid als een kleine beweging. Een kleine beweging wordt toegestaan door de stand van een paars gekleurde seinarm. Deze arm is opvallend kleiner dan het stopsein. De rangeerarm staat steeds op dezelfde mast onder een stopsein. In gesloten stand staat de rangeerarm horizontaal (paars licht) en is rangeren niet toegestaan. Staat het rangeersein open dan wijst de arm schuin naar boven (geel licht). De kleine rangeerbeweging is dan toegestaan. Het stopsein zal bij een geopend rangeersein steeds gesloten zijn. Een machinist die het open rangeersein voorbijrijdt moet alle daaropvolgende gesloten stopseinen blijven respecteren, tenzij hij hiervoor de uitdrukkelijke toestemming heeft gekregen.

 

1.7 De Belgische Oostkantons

Een speciale situatie vormt het seinstelsel dat gebruikt wordt in de Belgische Oostkantons zoals op sommige plaatsen op de voormalige Vehnbahn. Hier rijdt men rechts in plaats van links en staan de seinen rechts opgesteld. De seinarmen wijzen naar rechts. Dit komt omdat men op dit gedeelte van het Belgische net gebruik maakt van Duitse seinen die er al stonden toen de oostkantons Belgisch grondgebied werden na wereldoorlog I. Vreemd is echter de combinatie van het Duits stelsel met het Belgische paarse rangeersein. Dit rangeersein staat net als de Duitse seinarmen aan de rechterzijde van de seinmast.

009 60 Seinen mechanisch seinstelsel Weywertz L45A 23 09 1986 AV 1 A3174

Foto: Duitse seinen op de voormalige Vehnbahn in Sourbrodt in combinatie met een Belgisch rangeersein. De seinen staan rechts opgesteld en de seinarmen wijzen naar rechts.

 

 

 

2. Het driestandenseinstelsel

Het driestandenseinstelsel is ingevoerd in 1919. Het is afgeleid van het Amerikaanse seinstelsel
dat toen al drie standen telde.
Het driestandenstelsel bestaat naast het tweestandenstelsel. Het heeft het tweestandenstelsel
niet vervangen. Om een onderscheid te maken met het tweestandenseinstelsel vertonen de
paletten van het driestandenseinstelsel geen rondingen. In het driestandenstelsel worden de
mogelijke seinbeelden uitgebreid met een verticale stand van de seinarmen. De seinarmen van
het driestandenseinstelsel hebben verder dezelfde schildering als bij het tweestandenseinstelsel. 

We bespreken de mogelijke seinbeelden.

 

2.1 Het stopsein

6294 Tetre 2004 03 31 10 37 04 CRW 5913A5571 tekening 08

Foto: Een stopsein van het driestandenstelsel in Tertre.
Tekening: Het stopsein van het driestandenstelsel.

Bij een horizontale stand van een stopsein (rood licht) moet de trein stoppen. Een verticale stand (groen licht) betekent dat de trein het sein mag passeren. Een schuine stand (geel licht) betekent dat de trein mag doorrijden, maar geeft tegelijk verdere informatie over de stand van het daaropvolgende stopsein. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval bij vertrek uit een station van een uitwijkspoor of bundel naar het hoofdspoor of wanneer het volgende stopsein binnen de veiligheidsafstand (remafstand) opgesteld staat.

 

2.2 Het waarschuwingssein


Boussu 'L97' km 5,.4 23.03.91 avF194.001aSNN

Foto: Een Waarschuwingssein van het driestandenseinstelsel in Boussou op lijn 97.

Een waarschuwingssein is geel gekleurd en kan drie standen aannemen.

1) Een horizontale stand (geel licht) geeft aan dat het volgende sein een gesloten stopsein is. De machinist mag het waarschuwingssein voorbij rijden, maar moet de snelheid van de trein aanpassen zodat hij tijdig kan stoppen voor het volgende gesloten stopsein.

2) De verticale stand (groen licht) houdt in dat het volgende stopsein open staat. De machinist mag de toegelaten snelheid aanhouden.

3) Bij een schuine stand (geel-groen) mag de trein doorrijden, maar hij moet de snelheid van de trein aanpassen zodat hij tijdig kan reageren op de stand van het volgende stopsein (45° of verticaal) en de opgelegde snelheidsbeperkingen.

In het laatste geval heb je drie mogelijkheden.

1) Het volgende stopsein is open maar legt een snelheidsbeperking op.

2) Het volgende stopsein is open, maar het daaropvolgende stopsein op het hoofdspoor ligt op minder dan de waarschuwingsafstand (remafstand) en is gesloten.

3) het volgende sein is open en geeft toegang tot een ontvangstspoor.

Wanneer twee stopseinen binnen de reglementaire waarschuwingsafstand opgesteld staan, dan kan het eerste stopsein dienst doen als waarschuwingssein. In de schuine stand kondigt dit sein aan dat het volgende stopsein gesloten is, zodat de machinist zijn snelheid onmiddellijk kan aanpassen.

A5572 tekening 09

Tekening: De drie mogelijkheden van het waarschuwingssein driestandenseinstelsel. In de schuine stand wordt gelijktijdig een geel en groen licht getoond.

 

 

2.3 Het gecombineerd sein

Boussu km 51,4 Inritsein St Gislain zuid avF194.033aSNN

foto: Een gecombineerd sein van het driestandenstelsel op lijn 97 bij de inrit van het station van Saint-Ghislain komende van Quévrain.

Wanneer op dezelfde mast een stopsein en een waarschuwingssein voorkomen spreken we van een gecombineerd sein. Dit sein komt voor wanneer het waarschuwingssein op minder dan 300 meter na een stopsein zou moeten geplaatst worden. Een gecombineerd sein kan vier standen innemen. 1) Beide armen staan horizontaal. Dit betekent dat de machinist voor het sein moet stilhouden. 2) De stoparm staat in de schuine stand en de waarschuwingsarm staat in de horizontale stand. Dit wijst erop dat het volgende sein een gesloten stopsein is. 3) Bij een verticale stoparm en een schuine waarschuwingsarm mag de trein verder rijden, maar moet de machinist zijn snelheid aanpassen zodat hij de aanwijzingen bij het volgende stopsein kan opvolgen. 4) Wanneer beide armen in de verticale stand staan, mag de machinist doorrijden tegen de maximaal toegelaten snelheid.

A5573 tekening 10

Tekening : Vier mogelijke standen van het gecombineerde sein bij het driestandenstelsel.

 

2.4 De Kandelaar of richtingssein

014 51 Seinen seinstelsel met drie standen kandelaar Edingen L123 km 12,3 14 10 1985 AV 1 A3200

Net als bij het tweestandenseinstelsel staan kandelaars opgesteld bij de inrit van een station of bij een splitsing van de hoofdlijn. Zij bestaan uit twee of drie armen. De langste arm duidt het hoofdspoor aan. Bij een splitsing van de lijn zijn beide armen even lang. Elke arm bevat een stopsein. Het hoofdsein kan een gecombineerd sein zijn.

Het sein voor een zijspoor of uitwijkspoor kan drie standen innemen. 1) Een horizontale stand waarbij de trein moet stoppen. 2) Een schuine stand waarbij de trein tegen een aangepaste snelheid het sein mag voorbij rijden en waarbij de toegelaten snelheid wordt aangegeven door een omgekeerde driehoek met een cijfer. Dit sein fungeert dan als waarschuwingssein en kondigt aan dat het volgende stopsein zal gesloten zijn. 3) Een verticale stand met een snelheidsbeperking dat aangeeft dat het volgende stopsein eveneens open staat en toegang verleent naar een nieuw hoofdspoor.

Een kandelaar van het driestandenstelsel wordt voorafgegaan door een waarschuwingssein.
Wanneer het waarschuwingssein voor een kandelaar met ongelijke masten staat kan hij drie standen aannemen. 1) Horizontaal betekent dat al de stopseinen op de kandelaar gesloten zijn. 2) Een schuine stand geeft aan dat een snelheidsbeperking volgt en dat het sein naar één van de sporen open staat. 3) De verticale stand heeft betrekking op het hoofdspoor en geeft aan dat het stopsein in de verticale stand staat.

A5574 tekening 11

foto: Een kandelaar van het driestandenstelsel in Edingen op de oude Lijn 123. De middelste mast verwijst naar het hoofdspoor en bevat een waarschuwingssein.
Tekening: Drie mogelijke kandelaars in het driestandenstelsel. Afhankelijk van de situatie kan elke arm drie standen innemen.

 

2.5 Het rangeersein

015 46 4 Seinen driestandenstelsel Quévrain 553.12 (4903) L97 km 59,7 23 03 1991 AV 4 A3220

Foto: De masten van de seinen van het driestandenstelsel in Quévrain zijn uitgevoerd in geklonken vakwerk. Let op de sierlijke punt van het voorste sein. Onder het stopsein zie je een rangeersein.

Net als bij het tweestandenseinstelsel laat een paarse arm rangeerbewegingen toe. Het rangeersein staat steeds onder een stopsein.

Opnieuw wordt een onderscheid gemaakt tussen drie standen.

1) Een horizontale stand (violet licht) laat geen kleine (rangeer)beweging toe.

2) Bij een schuine positie (geel licht) krijgt de machinist de toestemming voor een kleine beweging.

3) De verticale stand (groen licht) geeft toestemming voor een voorwaartse beweging die gevolgd wordt door een achterwaartse uitwijking. Dit sein laat een voorwaartse beweging toe waardoor het daarna mogelijk is de bloksectie vrij te maken door een beweging in de tegengestelde zin. Dit is het geval wanneer de trein na het voorbij rijden van het rangeersein achterwaarts op een ander spoor wordt geplaatst. Het stilhouden van de rangeerbeweging voorbij het rangeersein en daarna het opdrukken worden altijd door een bediende van de exploitatie bevolen. Ook na het voorbij rijden van het rangeersein moet de stand van alle daarop volgende stopseinen gerespecteerd worden, tenzij hiervoor een uitdrukkelijke toestemming verleend wordt.

 

A5575 tekening 12

Tekening: Het rangeersein bij het driestandenstelsel.

 

2.6 Het vereenvoudigd stopsein en rangeersein

Naast het gewone stopsein kent het armseinstelsel ook nog een vereenvoudigd stopsein. Dit sein bestaat uit een rechthoekig rood bord met een witte rand. De achterzijde is wit met een zwarte rand. Wanneer het sein veilig staat (geel licht), wordt het bord negentig graden gedraaid en staat het evenwijdig met het spoor. In de gesloten stand (rood licht) is het bord zichtbaar en staat het haaks op het spoor.

017 55 Seinen rechthoekig verhoogd vereenvoudigd stopsein Quenast 14 10 1985 AV 1 A3193

Foto: Een rechthoekig gelijkgronds vereenvoudigstopsein in Muizen.

016 54 Seinen rechthoekig gelijkgronds vereenvoudigd stopsein Muizen 16 04 1988 AV 1 A3190

Foto: Een rechthoekig verhoogd vereenvoudigd stopsein in Quenast.

Het stopsein komt meestal voor op het einde van een sporenbundel of een uitwijkspoor. Het sein kan op de grond (verlaagd stopsein) of op een mast (verhoogd stopsein) bevestigd worden. Het seinbeeld geldt zowel voor kleine als normale treinbewegingen en kan betrekking hebben op één of meerdere rangeersporen. Een vereenvoudigd stopsein wordt voor het verlaten van een sporenbundel steeds gevolgd door een gewoon stopsein.
Ook voor kleine bewegingen kent het driestandenstelsel een vereenvoudigd en gelijkgronds rangeersein in de vorm van een rond paars bord met een witte rand. De achterzijde is wit met en zwarte ring. Haaks op het spoor (violet licht) laat dit bord geen rangeerbewegingen toe. Evenwijdig met het spoor (geel licht) is doorrijden toegelaten voor de kleine beweging.

A5576 tekening 13A5577 tekening 14

Tekeningen: gelijkgronds vereenvoudigd stopsein en rangeersein

Verschenen in Modelspoormagazine nr. 39 (juli-augustus 2005)

Litteratuur
- Boekje der dienstvoorschriften van de machinisten en stokers, diesel en electrische treinbestuurders, delen 1 en 2 NMBS, 1950-1951 en 1967
- Histoire de la signalisation ferroviaire en Belgique, deel II, PFT-TSP, 1995.