Het industriebekken van Charleroi in de jaren ‘50

Het industriebekken in en rond de Belgische stad Charleroi heeft op de landkaart van België steeds een zeer speciale plaats ingenomen. In haar gloriedagen van kolen en staal kende de Waalse regio in het zuiden van België een grote welvaart. In het midden van vorige eeuw groeiden fabrieken bijna letterlijk uit de grond. Tewerkstelling was nog geen probleem. Het is in deze omgeving dat de modelbaan van Mini Train Expo in Blankenberge gelegen was. Was ..., want de modelbaan stond opgesteld in een zijgebouw van het station van Blankenberge dat intussen is afgebroken om plaats te maken voor een nieuw station. 

 

Na de recessie van de jaren zeventig kende de zware industrie in het Waalse bekken van Luik-Charleroi in het zuiden van België haar definitieve doodsteek. Alle kolenmijnen werden gesloten en de staalfabrieken zagen hun productie zienderogen teruglopen. Sindsdien is de tijd blijven stilstaan. In haar permanente tentoonstelling laat Mini Train Expo uit Blankenberge de bezoekers de sfeer opsnuiven van Le Centre uit het midden van vorige eeuw, zoals de streek rond Charleroi genoemd wordt. Charleroi is deel van het Waalse industriegebied, de Borinage, dat meer dan een eeuw lang gedomineerd werd door kolenmijnen en zware industrie. Het landschap wordt overheerst door terrils, hoogovens en metaal verwerkende bedrijven. Kanalen, kasseiwegen, schoorstenen, buurtspoorwegen en grauwe arbeiderswijken bepalen mee het stadsbeeld.
In de jaren zeventig en tachtig werd de regio rond Charleroi getroffen door sluiting van alle kolenmijnen. Onmiddellijk daarop volgden de staalfabrieken. De sluiting van de mijnen en de achteruitgang van de metaalindustrie hebben de regio zware klappen toegebracht. Door de hoge werkloosheid die daarmee gepaard ging en de harde landelijke besparingen geraakte Charleroi in verval. Het is de regio waar het openbaar vervoer het langst met versleten oude trams is blijven rijden. Het openbaar vervoer was met de vele arbeiders van levensbelang en de buurtspoorwegen (NMVB) had dan ook een zeer uitgebreid netwerk van tramlijnen. Ook voor de spoorwegen was een belangrijke taak weggelegd voor het leveren van grondstoffen en het vervoer van afgewerkte staalproducten. Tot op vandaag bezit Charleroi en omgeving nog steeds een uitgebreid spoorwegnet met talrijke industrieaansluitingen. Het is pas in de jaren negentig dat vele van deze aansluitingen in onbruik zijn geraakt en geleidelijk zijn verdwenen. Momenteel blijft Charleroi nog steeds een belangrijke plaats innemen op de Belgische spoorwegkaart niet tegenstaande de huidige tendens naar doorgedreven rationalisatie en centralisatie bij de NMBS.

Railplan

Het ontwerp van de modelbaan 'Le Centre" van MTE is gesitueerd in tijdperk III in de jaren ‘50 en ’60 van vorige eeuw. Deze periode wordt gekenmerkt door het einde van het stoomtijdperk. Stoom en opkomende dieseltractie overheersen het spoorweggebeuren. Het sporenplan is gelegd in de vorm van en langgerekt traject met twee lussen. Het is een enkelsporige lijn waarbij steeds van A naar B wordt gereden. Het volledige concept bestaat uit drie delen die via het spoor met elkaar zijn verbonden. Het plan is gebouwd in een U-vorm. De twee opstaande delen hebben een lengte hebben van ongeveer zes meter. Het middelste deel is drie meter breed. De diepte van de baan is gemiddeld 60 cm.
Het eerste deel wordt gedomineerd door een indrukwekkende hoogoveninstallatie en bijhorende gebouwen. De hoogovens gebruiken bewerkte steenkool (cokes) uit de ondergrond voor het smelten van het ijzererts dat aangevoerd wordt via het spoor en het kanaal. Op de voorgrond loopt een trambaan van de Waalse buurtspoorwegen die zo kenmerkend was voor de regio tussen Charleroi en la Louvière. Op de betonweg naast de trambaan is het Faller Car System aangelegd met oude bussen van de MIVB en aangepaste vrachtwagens. Tegen de achtergrond loopt de spoorlijn over een aangepaste berm. Een aftakking zorgt voor de bevoorrading van de hoogovenfabriek. Op het middelste gedeelte van de baan zien we klaar staande stoomlocomotieven met gietvatwagens voor het vervoer van vloeibaar staal. Het rechts gelegen gedeelte wordt ingenomen door een arbeidersbuurt met typische kleine gezinswoningen. Aansluitend zie je een complete tramloods met typische gebouwen waarvan momenteel alleen nog stille getuigen overblijven.

Tekening: Bernard Lambert

Buurtspoorwegen

De volledige trambaan is voorzien van een bovenleiding voor smalspoor van Sommerfeldt. Deze bovenleiding is mits enkele kleine aanpassingen bruikbaar voor de Belgische buurspoorwegen. Tot ver in de jaren tachtig was een uitgebreid netwerk aanwezig dat niet alleen beperkt bleef tot de stedelijke agglomeraties. In Charleroi heeft steeds uiteenlopend materiaal gereden. Vaak ging het om afgestane materiaal uit andere regio’s in Vlaanderen en Brussel. Door de industriële achteruitgang, de hoge werkloosheid en het hopeloos verouderde infrastructuur heeft de tram uiteindelijk plaats moeten maken voor een goedkopere uitbating door moderne bussen. Dit betekende het einde van een levend museum. De trammodellen die op de modelbaan worden ingezet komen van verschillende Belgische producenten waaronder Jocadis en Ferivan. Om permanent op een tentoonstelling te kunnen rijden zijn alle modellen aangepast en voorzien van een micromotor. De trams rijden niet op bovenleiding. De panto’s staan wel naar boven en raken de draad.
De stoomtractie op het spoorweggedeelte wordt verzekerd door modellen van Fleischmann en Trix. Het exemplaar van het type 29 en de omgebouwde type 25 zijn van Treinshop Olaerts. Deze stoomlocs zijn verantwoordelijk voor het vervoer van de gietvatwagens naar de staalfabriek. De gietvatwagens zijn aangepaste exemplaren van Trix en Lima. De slakkenwagens zijn Amerikaans. De rangeerlocjes zijn afgeleid van een bestaande Frans model van Roco dat omgespoten en opnieuw genummerd werd. 

 

Faller Car Systeem

De geleiding van de autobussen en vrachtwagens op het Faller Car Systeem gebeurt met de standaard verkrijgbare baanmodules van Faller PlayStreet. Deze stukken zijn niet goedkoop. Daarentegen garanderen ze een zeer hoge betrouwbaarheid. Ondanks alle andere alternatieven blijkt dit systeem het beste resultaat te leveren. De draad onder het wegdek die zorgt voor de geleiding van de wagens ligt bij de Faller PlayStreet platen steeds op dezelfde hoogte. Dit kun je zelf nooit zo perfect uitvoeren. Het gevolg is een slechte geleiding van de voertuigen. Alle stukken van het Faller PlayStreet zijn vooraf bewerkt. Eerst zijn ze versmald en aangepast aan de beschikbare ruimte. De verbindingsnaden tussen twee elementen zijn geplamuurd. Vervolgens is het wegdek geschuurd en opnieuw geschilderd in de betonkleur. De betonnaden werden met potlood aangebracht. Alle bussen en vrachtwagens zijn uitgerust met een Faulhabermotor. De tandwielen krijgen regelmatig een druppel olie. Omdat de motor gevoed wordt door een ingebouwde batterij, worden alleen bussen en vrachtwagens gebruikt. De batterij die geschikt is voor de kleinere auto’s bezit niet voldoende autonomie om een hele dag te kunnen rijden.
De meeste modellen die met het Faller Car Systeem rijden, zijn niet origineel. Vaak wordt alleen het chassis gebruikt en komt de bovenbouw van een ander model. Sommige voorbeelden hebben een aangepaste schildering gekregen. Enkele autobussen, zoals de Fiat ST4, zijn van Ferivan die zich uitsluitend met trams en bussen in model bezig houdt. Alle wijzigingen aan het rijdend materiaal zijn zelf uitgevoerd. Zij garanderen samen met de originele Faller ondergrond voor probleemloos rijplezier.

Gebouwen

Bijna alle kleine gebouwen komen uit het aanbod van de gekende fabrikanten, zoals Kibri, Vollmer en Faller. De hoogoveninstallatie komt uit een bouwpakket van Cornerstone, dat intussen ook verdeeld wordt door Trix. De bouw ervan is eenvoudig, maar voor de verbindingen met buizen tussen de verschillende delen zijn enkele aanpassingen noodzakelijk.
De fabrieken op de achtergrond komen van DPM. Deze Amerikaanse fabrikant heeft diverse interessante gebouwen die ook op Europese modelbanen bruikbaar zijn. Door combinatie van de verschillende stukken kun je variatie in het gebouwenlandschap aanbrengen. Niet alleen zijn de elementen naast elkaar gezet, maar op één plaats is de eerste verdieping omgekeerd op de onderste verdieping gemonteerd. Het tweede gebouw in de industriezone is afgeleid van de locloods van Pola. Ook hier worden de onderdelen op verschillende manieren gecombineerd. De achtergrond is samengesteld met posters van Bush die met knippen en plakken aangepast zijn aan het landschap. Deze tekeningen zijn op dik papier gedrukt. Omdat het aanbod van Bush echter beperkt is, zijn sommige themaposters meerdere keren gebruikt.

De Belgische watertoren die je in het overgangsgedeelte ziet is een exacte kopie van een bestaande watertoren van de NMBS. Zij is op schaal nagebouwd op basis van polystyreen. Sinds kort zou je hiervoor ook de aangepaste watertoren van PB Messing Modelbouw kunnen gebruiken.
Een aantal gebouwen komen uit het aanbod van Artitec. Hierbij wordt vooral gelet op de bruikbaarheid van de huisjes in een typische omgeving uit de jaren zestig. Sommige bouwdozen hebben dan ook een grondige wijziging ondergaan. Ook de spits in het kanaal, het wachtershuisje en de kaaimuren zijn van Artitec. De arbeiderswoningen zijn echter een reproductie in epoxy en gemaakt op basis van een zelfgemaakt origineel in model. De tramloods is een omgebouwde locloods van Pola.

Bomen en struiken

De meeste bomen in de handel zijn onvoldoende afgewerkt of komen kunstmatig over. Je kunt ze niet zo maar op een modelbaan inplanten. Ook bij de imitatie van struiken en bossen moet voldoende variatie en kleuren aanbrengen. Anders wordt het snel eentonig.
Bij de realisatie van het landschap wordt uitsluitend gebruik gemaakt van materiaal van Heki. De kant en klare bomen van Heki zijn licht bijgewerkt met een spuitbus om meer kleurtonen in het vlakke groen te krijgen. Daarna worden ze voorzichtig bijgewerkt met strooisel dat gefixeerd wordt met lijm uit een spuitbus.
Voor het namaken van struiken wordt ijslands mos als basismateriaal gebruikt. Dit mos wordt eveneens bijgekleurd met een spuitbus en vlokken. Het is opvallend hoe je met deze beperkte middelen grote oppervlakten kunt bedekken zonder dat de structuur van het mos naar voor komt.
De kunst bestaat er in om slechts beperkt gebruik te maken van deze extramiddelen. Alleen op deze wijze kun je onopvallend maar lichte nuances in het landschap aanbrengen.

 

Met de creatie van een Belgische modelbaan gelegen in Le Centre of het industriebekken van Charleroi is MTE er in geslaagd om op eenvoudige wijze de sfeer uit de jaren zestig op te roepen. Op een beperkte oppervlakte wordt op een aanschouwelijke wijze de zware industrie van kolen en staal in beeld gebracht. Door de juiste keuze van de gebruikte scenery, en het goede onderhoud van het rijdende materiaal is het mogelijk een realistisch en gevarieerd railplan in bedrijf te houden. Wie in de buurt komt van de Belgische kust raden we dan ook aan zeker een bezoek brengen aan dit deel van de permanente tentoonstelling.

 

 

Over Mini Train Expo

Mini Train Expo (MTE) had een permanente tentoonstelling over de Belgische en Luxemburgse spoorwegen in een zijvleugel aan de voorzijde van het oude station van Blankenberge. Dit station is intussen platgelegd om plaats te maken voor een nieuw en modern station. In dit gebouw trachtte MTE op een aanschouwelijke wijze een geschiedkundig overzicht van de NMBS te geven. Maar ook andere maatschappijen kwamen aan bod komen. Intussen is MTE verhuisd naar een andere locatie in Blankenberge waar geen plaats is voor een opstelling van deze banen. MTE is een treinenwinkel geworden met exclusieve modellen naar Belgisch voorbeeld. Wie belangstelling heeft kan een bezoek brengen aan de website van de winkel.
In 2004-2005 stonden de Luxemburgse spoorwegen als gastland centraal. De CFL had op de eerste verdieping een volledige ruimte gekregen met drie compleet afgewerkte en autonoom functionerende modules in schaal N.
De benedenverdieping werd ingenomen door drie afgewerkte modelbanen. De eerste baan was een weergave van het station van Neerpelt en zijn omgeving in HO. De tweede baan gaf een beeld van Brussel en zijn omgeving eveneens in HO. Op de derde baan werd de situatie in het Waalse industriebekken 'Le Centre' in de omgeving van Charleroi uitgebeeld. Intussen zijn deze banen opgebroken en ondergebracht op een veilige plaats en liggen ze te wachten op een beteren toekomst. Binnenkort kan je op deze website een reportage vinden over Neerpelt en de drie CFL-banen.