Een speciale serie in messing van de reeks 55 in HO

Tijdens de Modelspoor Expo 2006 in de Nekkerhal in Mechelen toonde Treinshop Olaerts het eerste monster van het toekomstige model van de reeks 55 in HO. Het gaat om een beperkte serie productie dat geheel in messing wordt gebouwd. Het model wordt uitgebracht in samenwerking met de Luxemburgse winkel Model Shop die instaat voor de CFL variant van dezelfde loc. Wij kregen de laatste préproductiemodellen te zien. Een gelegenheid om de loc aan een uitgebreide test te onderwerpen.

Het is de eerste maal dat voor de Belgische markt een NMBS diesellocomotief in messing in HO wordt aangeboden. Het gaat hierbij om een exclusief model dat geproduceerd wordt door de Koreaanse firma LIK Enterprise met vestiging in Seoel. Deze Oosterse firma heeft intussen over de hele wereld naam en faam verworven op het vlak van messingmodellen in diverse schalen. Ook de onlangs uitgebrachte stoomloc type 12 in schaal 0 van Treinshop Olaerts in samenwerking met het Nederlandse Philotrain komt uit de handen van dezelfde firma.

 

Grootbedrijf

De Belgische reeks 55 van de NMBS werd in 1961 en 1962 gebouwd door de fabrieken van Brugoise et Nivelles (BN) die in 1988 overgenomen werden door het Canadeese Bombardier met vestiging in Brugge. In het totaal werden 42 machines gebouwd. Aanvankelijk kregen zij het typeaanduiding 205. Pas in 1971 werden ze onderverdeeld in de reeks 55. De locomotieven werden afgeleid van de eerder gebouwde diesels van de type 202 en 203 (latere reeksen 52 en 53). Ze kregen een aangepaste GM motor van 1850 pk en een gewijzigde neus. De bedieningstafel voor de treinbestuurder werd links geplaatst. De eerste locomotieven van het type 205 waren donkergroen geschilderd met twee gele banden over de lengte van de loc. De enkele frontlichten werden vanaf het midden van de jaren zestig vervangen door dubbele koplampen. Het verplichte derde frontsein voor het Nederlandse en Duitse net werd oorspronkelijk als losse lamp op de neus geplaatst. Pas in de jaren zeventig werden alle locomotieven uitgerust met een ingebouwd derde frontsein. Tevens werd de groene schildering vervangen door de gekende gele livrei. In dezelfde jaren zeventig werden een aantal locomotieven uitgerust met een aangepaste generator voor de elektrische treinverwarming van de rijtuigen. Eerst kregen deze locs een oranje band die snel vervangen werd door een blauwe kleur. Pas later kregen al deze locomotieven een overwegend blauwe livrei met gele banden. Zo was het mogelijk om tegelijk een groene en een gele 55’er met blauwe band naast de blauwe versie op het net aan te treffen. De locomotieven werden toegewezen aan diverse depots waaronder Kinkempois, Jemelle, Montzen, Gouvy, Hasselt en Latour. Pas in 1991 werden alle 55’ers ondergebracht in Kinkempois op uitzondering van de machines die stand-by zijn voor het depanneren van Thalys of TGV treinstellen. Zij zijn uitgerust met een speciale koppeling en hebben Schaarbeek als thuishaven.

De reeks 55 kan ingezet worden voor zowel reizigers- als goederentreinen. Met een derde frontsein zijn ze geschikt voor grensoverschrijdende verbindingen. De blauwe schildering werd aanvankelijk voorbehouden voor reizigerstreinen naar Nederland, Duitsland en Luxemburg, maar ook goederendiensten werden aan hen toebedeeld. Momenteel worden alle overblijvende locomotieven van de reeks 55 alleen nog ingezet voor goederentreinen of het wegslepen van HST treinstellen.

De Luxemburgse spoorwegen CFL bestelde 20 diesellocs van de serie 1800 bij BN. Deze locomotieven waren nagenoeg identiek aan de Belgische reeks 55 op enkele details na. Zij hebben tot op heden hun enkele frontlichten behouden. Ook hun bordeaux schildering bleef nagenoeg hetzelfde. Alleen waren er enkele wijzigingen zoals de grootte van het locnummer en de zijdelingse opschriften. De laatste serie vertoont op de zijwand een groot CFL logo. Opvallend is dat bij de CFL de oorspronkelijke fabriekplaat nooit verwijderd werd.

Het model

Het model van de reeks 55 zit verpakt in een stevige doos en is vergezeld van een beperkte handleiding. Het eerste wat opvalt, is de detaillering. Het ogenschijnlijke vlakke model is voorzien van alle mogelijke fijne details op het dak, het front en de draaistellen die deskundig zijn aangebracht.

Treinshop Olaerts voorziet in het totaal acht verschillende locnummers en drie kleurversies in het blauw, groen en geel. Twee kleurvarianten hebben een afwijkende groene en gele schildering en zijn voorzien van een bijkomende blauwe band. De 5515 en 5540 hebben beide een extra blauwe band als verwijzing naar een aangepaste generator voor de elektrische verwarming van de rijtuigen. Alle schilderingen worden tegelijk aangeboden. De totale productie is beperkt tot 150 exemplaren waarvan 90 stuks geschikt zijn voor het drierailsysteem en 60 voor het tweerail systeem. Model Shop in Luxemburg neemt 150 stuks van de Luxemburgse uitvoering serie 1800 met zes verschillende nummers voor haar rekening. De modellen zijn over de verschillende kleurschilderingen verdeeld als volgt:

Kleur Nummers Aantal Tijdperk
       
NMBS      
Geel / Groen 5508 en 5520 2 x 20 IV / V
Groen / Geel 5506 en 5513 2 x 20 IV / V
Blauw / Geel 5529 en 5510 2 x 25 IV / V
Groen met blauwe band
Geel met blauwe band
5540 en 5515 2 x 10 IV / V
       
CFL      
Bordeaux / Geel 1809 en 1816 50 III
Bordeaux / Geel 1807 en 1819 50 IV
Bordeaux / Geel 1806 en 1815 50 V

 

Het exemplaren die door Treinshop Olaerts beschikbaar zijn gesteld zijn allemaal préproductiemodellen. Zij vertegenwoordigen reeds 3 % van de totale productie die bestemd is voor België. Concreet betekent dit dat al deze voorbeelden terug gestuurd worden naar de fabriek in Seoel waar rekening wordt gehouden met de laatste opmerkingen en gewenste aanpassingen voordat de definitieve productie wordt gestart. De testmodellen worden bij LIK Enterprise volledig ontmanteld, gezandstraald en vervolgens opnieuw geschilderd en getamponneerd, zodat ook zij beantwoorden aan de gestelde verwachtingen.

De kap van het model is volledig in messing en is samengesteld uit verschillende onderdelen. De mantel met het dak en de zijwanden worden uit een geëtste plaat geknipt en met een plooimal in de juiste vorm geplooid. De neus is gegoten in messing. Het maken van de gietstukken werd uitbesteed aan een gespecialiseerd bedrijf. Voor het gieten gebruikt men de zogenoemde wasmethode waarbij het metaal onder hoge druk wordt geïnjecteerd. Er worden slechts een beperkt aantal reservestukken gegoten. De toegelaten fouttolerantie bedraagt minder dan 1%. Hierbij wordt rekening gehouden met de krimp van het metaal. De samenstelling van de legering van de gietstukken verschilt van de messingplaten voor het etsen. De neus sluit perfect aan op de kap. Eventuele verschillen worden naadloos weggewerkt. De voorkeur voor een geëtst onderdeel of een gietstuk hangt af van de gewenste dikte en van de vorm. In beide gevallen kan een superieure kwaliteit bereikt worden. Alle opzetstukken worden gesoldeerd volgens de klassieke methode met een soldeerbout met temperatuurregeling. Alleen de stukken die pas na het schilderen en het tamponneren kunnen aangebracht worden, zoals de handgrepen aan de deuren, worden gelijmd. Het solderen is degelijk uitgevoerd. Nergens vinden we resten van soldeer. Ook aan de binnenzijde is het gebruik van soldeer tot het minimum beperkt.

Opvallend is de afwerking van de draaistellen. Zij bereiken een detailleringniveau die we zelden bij andere modellen zien. De twee draaistellen zijn niet identiek. Onder de roosters op het dak zie je de ventilatoren. Het interieur is sober en bevat een bedieningstafel en twee stoelen. Op het front zitten verende buffers en een functionele schroefkoppeling naast de remleidingen en slangen voor de elektrische verwarming van de rijtuigen. Wie wenst kan deze schorten vervangen door een vereenvoudigde uitvoering met een minuscule maar werkend kortkoppelingsmechanisme in metaal.

Alle frontlampen hebben een brede ring en zijn afzonderlijk als gietstuk op de kop van de lampenhouders geplaatst. De ruitenwissers zijn onderaan bevestigd en worden voldoende fijn weergegeven. Pas later in de jaren negentig (periode V) werden de ruitenwissers aan de bovenkant gemonteerd. Op één zijde van het dak staat een antenne. Dit element verwijst naar periode V en hoort hier dus niet echt op zijn plaats.

 

Schildering

De schildering van alle varianten is strak en zuiver. Nergens vinden we sporen van overlapping in de tampondruk. Ook zien we geen kleuren die in elkaar overvloeien. Een bewijs dat dit echt mogelijk is in model. Het dak van het Luxemburgse model is licht verweerd. Persoonlijk verkiezen we ook bij de Belgische modellen een lichte vorm van vervuiling op het dak. Treinshop Olaerts kon ons niet bevestigen of dit ook bij de definitieve uitvoering het geval zou zijn. De kleuren van de modellen komen overeen met de kleurenschema’s van de NMBS. Hierdoor kan een andere indruk over de weergave van de kleuren ontstaan dan bij een waarneming in dagelijkse dienst. Deze optische verschillen zijn niet ongewoon. Ook de persoonlijke voorkeur speelt hierbij een belangrijke rol. Wij houden van het donkergroen en een goudgele kleur zoals op de verschillende modellen gebruikt is. Persoonlijk hebben we echter een voorkeur voor een donkere blauwe tint. De lamphouders onder de frontlampen hebben nog niet de juiste kleur gekregen en moeten nog voorzien worden van een gele stip.

De opschriften zijn correct en zijn met het juiste kleurenpallet aangebracht. Vooraan op de loc zijn de looproosters van de blauwe versie standaard voorzien van een geel randje. Bij de andere kleurvarianten was dit nog niet algemeen ingevoerd. Zeker niet in periode IV. De opstaptreden aan de deuren zijn geel. De handgrepen en de trapjes op het front zijn zeer dun en uiterst precies aangebracht. De handgrepen aan de deuren zijn geschilderd. Alle modellen hebben Kinkempois als standplaats.

Rijeigenschappen


Het afnemen van de kap gaat met vier kleine schroefjes. Het verwijderen van het chassis levert geen problemen op. Centraal zit een onderhoudsvrije vijfpolige Canonmotor met twee vliegwielen. De fabrikant heeft de motor en het vliegwiel zwart geschilderd. Wij hebben het raden naar het nut hiervan maar het oogt wel knap. De draaistellen zijn niet in het midden opgehangen. Het bevestigingspunt zit boven de buitenste as. In zeer korte bogen zullen de draaistellen hierdoor onder het chassis uitkomen. Aanvankelijk dachten wij dat dit te maken heeft met de krappe bogen voor het Märklinsysteem. Niets is minder waar omdat het draaistel voldoende beweegruimte heeft en nergens kan tegen stoten. De reden van deze constructie ligt bij de tandwielkast die in het midden van hat draaistel is geplaatst en niet op de buitenste as zoals gebruikelijk. De overbrenging van de motorkracht naar de draaistellen gebeurt met een cardan. Deze cardan is extreem bewegelijk en uitgerust met een telescopische en uitrekbare as. De wielen hebben een RP25 profiel met een lage flenshoogte. Dit profiel is vergelijkbaar met NEM 311.1 en vereist een goed gelegd spoor. De modellen voor het drierailsysteem zijn aangepast en geschikt voor Märklinrails.

De Canonmotor loopt zeer zacht, zowel analoog als digitaal. Rangeren tegen lage snelheid is geen probleem. Bij digitaal rijden moet de decoder individueel afgesteld worden. Hellingen worden geruisloos genomen en het trekken van een sleep rijtuigen of goederenwagens gebeurt zonder één enkele hapering. De stroomafname gebeurt op alle wielen. De drierail versie krijgt een extra Märklinsleper onder één draaistel.

De frontverlichting gebeurt met goudgele witte leds. Dit zorgt voor een realistische weergave. Het derde frontsein is functioneel. Voor de installatie van de lichten en het elektronicagedeelte is samengewerkt met de Belgische firma Brelec. De printplaat voor het aansturen van de leds en de NEM652 decoderstekker is tegen de dakrand gemonteerd. Hier is ook plaats voor een ESU geluidsdecoder en een langwerpige luidspreker. Dit soort luidspreker levert een betere kwaliteit op dan een ronde. Het geluid van de reeks 55 is nieuw en is zeer realistisch . Het bevat meerdere trappen om de versnellingen bij het optrekken weer te geven en wordt aangevuld met speciale effecten zoals het opstarten, het remmen en een dubbele signaalhoorn.

De Luxemburgse versie in periode V heeft een prachtig verzorgd logo op de zijkant. De fabrieksplaat is goed leesbaar en verwijst naar de constructeur Brugoise et Nivelles. De CFL variant heeft enkele frontlampen en een ander type van ruitenwissers. De buffers hebben een witte rand en de schort is minder gedetailleerd dan de NMBS uitvoering. Het dak van de CFL-versie is licht vervuild. Op de NMBS uitvoering is geen verwering aangebracht

Besluit

De reeks 55 van Treinshop Olaerts is de eerste diesel in beperkte oplage in messing. Het is een geslaagd model met bijzonder goede rijeigenschappen. Het model is geschikt voor periode IV en bevat enkele elementen die verwijzen naar periode V. De Luxemburgse versie is bijna uitverkocht en waarschijnlijk zal de Belgische variant dezelfde weg opgaan. Ondanks de hoge prijs (1.045 euro) bestaat er wel degelijk een publiek voor deze exclusieve modellen. Dank zij deze belangstelling overweegt Guido Olaerts nu reeds een bijkomende uitvoering van de reeks 55 (type 205) met enkele koplampen. Ook nieuwe modellen sluit hij niet uit. Waarschijnlijk zullen we hierover meer vernemen na de beurs in Neurenberg of tijdens de volgende Modelspoor Expo in 2008.

Afmetingen

 Voorbeeld 1/87 HO   Reeks 55
Lengte over de buffers 19.550 mm 224,7 mm 224,7 mm
Asafstand draaistellen 4.000 mm 46,0 mm 45,7 mm
Radafstand 10.480 mm 120,5 mm 120,2 mm
Diameter wielen 1.010 mm 11,6 mm  11,7 mm
Hoogte  4.250 mm 48,9 mm 49,0 mm
Breedte 2.900  mm 33,3 mm 33,3 mm
Afstand tussen de buffers 1.750 mm 20,1 mm 20,1 mm
Hoogte buffers 1.065 mm 12,2 mm 12,3 mm
Lengte buffers 575 6,6 Mm 6,6 mm