Begin jaren 1960 hadden de Belgische spoorwegen nood aan lichte lijn-diesellocomotieven die de laatste stoomlocomotieven definitief van het toneel zouden verbannen. Aanvankelijk werden zes prototypes gebouwd en aan uitvoerige testen onderworpen. Na de ervaringen met deze zes prototypes werden 85 nieuwe machines besteld in een serieproductie. Beide werden aangeduid als type 210 (later reeks 60). (foto: 6077 TSP St-Ghislain 27-06-10 - Axel Vermeulen)
210077 Lijn 19 Neerpelt 06-05-2006 tijdens TSP-rit
Het prototype 6001 - 6006
Aanvankelijk werden zes prototypes vanaf 1961 geleverd. Deze prototypes waren een verkorte en lichtere uitvoering van het type 200 (de latere reeks 51). Ze kregen het nummer 210.001 tot 210.006. Deze locs werden uitgerust met een Baldwin-Lima-Hamilton dieselmotor van 1400 pk. De elektrische overbrenging werd door ACE geleverd.
6005 op 14-07-82 in Duffel
De prototypes van het type 210 werden vooral ingezet voor reizigersdiensten vanuit Brussel. In 1966 verhuisden ze naar de stelplaats van Kinkempois. In 1971 werden ze omgenummerd in 6001 tot 6006 en aangeduid als reeks 60. Vanaf 1973 werden de locs door de werkplaats van Salzinnes voorzien van een nieuwe Cockerill motor. Enkel de 6005 werd in 1982 uitgerust met een motor van 1800 kW die geleverd werd door ABC te Gent. ABC bouwt scheepsmotoren en wilde een test uitvoeren met een locomotief in de hoop dat de NMBS bij haar motoren zou bestellen. Bij deze gelegenheid werd ook een installatie voor de elektrische verwarming van rijtuigen ingebouwd, en kreeg de loc een blauw-gele livrei. De locomotieven met een Cockerill-motor werden in 1987 en 1988 uit dienst genomen. De 6005 hield het vol tot op 17 januari 1989. De motor werd gerecupereerd en werd door ABC nogmaals ingebouwd worden in een boot voor de binnenvaart. Geen enkel exemplaar van het prototype is bewaard. De 6003 werd in 1995 aan het TSP overgedragen. Tot eind 2010 heeft deze loc afgesteld gestaan in Ronet, maar is uiteindelijk verschroot.
Een bespreking van het voorbeeld in model vind je hier
De serieproductie van de 210 (reeks 60)
Na de ervaringen met de zes prototypes werden 85 nieuwe machines besteld in een serieproductie die eveneens werd aangeduid als type 210. Zij werden vanaf 1964 gebouwd in opdracht van de NMBS door Cockerill-Ougrée. Deze serie-uitvoering verschilde van de prototypes door een volledig nieuwe locomotiefkast en een langere radstand. Zij kregen het nummer 210.007 tot 210.091. In 1971 kreeg het type 210 de nummers 6007 tot 6091.
6077 Raeren Lijn 49 08-08-92 tijdens TSP-rit (foto axel vermeulen)
Het type 210.2 (reeks 61)
In 1965 volgde nog een bijkomende levering van 15 locomotieven die uitgerust werden met een elektronische vermogensregeling voor de regeling van de motorstroom naar de tractie-motoren. Hiermee kon de trekkracht bij het starten opgevoerd worden en kon een belangrijke besparing in brandstof gerealiseerd worden. Om deze sturing te testen vroeg Acec deze in te bouwen in een locomotief. Hiervoor werd de in bouw zijnde 210.067 aangeduid en in mei 1965 werd deze prototype-loco motief door Cockerill geleverd en te Merelbeke gestationeerd. Om het onderscheid te maken met de eerste levering werden ze aangeduid als type 210.2. Ze kregen de nummers 210.201 tot 210.215. De 210.067 kreeg uiteindelijk het nummer 210.201. Omdat de productie van de serie 210 al zo ver gevorderd was, kwamen slechts 14 machines nog in aanmerking voor de inbouw van de nieuwe vermogensregeling.
6115 Merelbeke 19-09-1981
De stelplaatsen voor de 15 machines waren Merelbeke en Ronet. Vanuit Ronet werden ze ingezet in de reizigersdienst naar Dinant en Givet, en van Ottignies naar Charleroi-Ouest. De inzetreeks werd verder opgevuld met enkele treinen naar Wavre en goederentreinen op de Maaslijn. In Merelbeke werden voorla reizigerstreinen gesleept tussen Gent en Brussel, Mechelen, Antwerpen, Kortrijk en De Panne.
Door de veelvuldig fouten die optraden werd beslist om alle
locomotieven type 201.2 vanaf oktober 1970 over te brengen naar Merelbeke. Daarna werden ze meer en meer ingezet voor goederentreinen. Vanaf 1984 werden ze volledig uit de reizigersdienst teruggetrokken. Er werden vooral bedieningstreinen gereden. Het grootste gedeelte werd afgehandeld in de Gentse
Kanaalzone. Andere bestemmingen waren Ronse, Adinkerke, Kortrijk en zelfs eenmaal Haine-St-Pierre. Eind jaren 1970 werd de elektronische sturing buiten dienst gesteld. Ze bleven echter hun nummer behouden.
Vanaf 1981 werden de eerste locomotieven van deze reeks 61 afgesteld. Op 1 december 1985 werden de vier laatste locomotieven definitief uit het NMBS -bestand afgevoerd. Eén locomotief van deze reeks werd bewaard. Na inzet bij de stoomtrein BVZ Dendermonde - Puurs werd de 6106 in 1994 aan het TSP verkocht.
Op uitzondering van de eerste zes exemplaren zijn beide reeksen 60 en 61 uiterlijk identiek. In 1971 kreeg het type 210.2 de nummers 6101 tot 6115.
Schildering
Tijdens hun korte leven ondergingen de locomotieven van de reeks 60 en 61 slechts één grote herziening. Deze opdracht werd uitgevoerd AC Salzinnes op het ogenblik dat zij 800.000 km hadden. Alle machines die tussen 1970 en 1977 een grote revisie kregen, werden buitegereden in de nieuwe groene schildering. Zij behielden deze livrei tot bij hun schrapping. De andere locomotieven werden vanaf 1978 tijdens hun revisie in het geel geschilderd.
Sommige locomotieven vertonen een afwijkende schildering. De meest opvallende is de 6076 met een gele band tussen de frontlampen in de originele schildering. Deze gele band werd in de jaren 1970 aangebracht. Andere afwijkingen vallen minder op. Vaak gaat het om de afronding van de gele (6022 en 6089) of groene band rond de frontlampen. Wij hebben ook nog één foto teruggevonden van de 6024 in het geel met een B-logo naast het locnummer. Deze foto werd gemaakt in Ronet op het ogenblik dat de locomotief reeds afgesteld stond. Dit B-monogram werd aangebracht naar aanleiding van een demonstratie van 2 nieuwe Gottwald kranen van 100ton te 's Gravenbrakel. Bij de 6028 en 6032 stond het nummer op de brede gele band tussen de koplampen.
Een aantal locomotieven kregen een X achter het nummer. Deze X duidt aan dat deze machine niet meer geschikt is om normale diensten te verzekeren en nog slechts goederentreinen mag slepen aan een snelheid van maximaal 80 km/u.
Einde loopbaan
Vanwege technisch problemen en de beperkte capaciteit werd de reeks na een korte carrière van amper 20 jaar in de jaren 1980 geleidelijk afgevoerd. In 1988 bleven er nog 12 locomotieven gespaard van de schrappingsgolf: de 6012, 6016, 6032, 6034, 6040, 6042, 6048, 6067, 6070, 6073, 6086 en 6089.
Op 20 januari 1987 werden zes locomotieven overgeheveld naar de dienst Baan om ondermeer spoorhernieuwingstreinen te slepen. Het ging om de 6016, 6073 en 6086 uit Merelbeke en de 6041, 6052 en 6089 uit Saint-Ghislain. Hun stelplaats werd Schaarbeek. Hun nieuwe stelplaats werd de CW Baan te Schaarbeek. Door een tekort aan locomotieven van reeks 51 te Schaarbeek werd de reeks 60 geregeld ingezet voor goederentreinen naar ondermeer Monceau, Antwerpen, Waterloo, Quenast en zelfs Athus en Gouvy. Ze kwamen ook nog geregeld in dienst voor het slepen van reizigerstreinen.
De 6052 en de 6089 sleepten de laatste IC tussen Schaarbeek en Lille op 28 mei 1987. In 1988 was het definitief afgelopen. Op 8 juli 1988 sleepten de 6016 en 6086 de laatste trein.
Ondermeer de onbetrouwbaarheid van de dieselmotor speelde een belangrijke rol bij de versnelde afbouw. Ook waren de te slepen lasten ten opzichte van het vermogen meestal veel te zwaar. Bovendien hebben de vele elektrificatiewerken eind jaren 1970 en begin jaren 1980 een belangrijke impact gehad op het behoud van diesellocomotieven. De laatste tien locomotieven werden uiteindelijk op 27 oktober 1988 buiten dienst gesteld. Op 1 december volgde de schrapping uit de geschriften.
Enkele exemplaren werden bewaard waaronder de 6077, 6106 die behoren tot het TSP en de 6041 van de NMBS holding. De 6052 ging eveneens naar het TSP als plukloc.
Een aantal kregen zeer snel na hun schrapping een tweede loopbaan in Italië. Ondermeer naar Gleismac (6012), Francesco Ventura te Paola (6016, 6048, 6070, 6073), SEAF te Rome (6034), LAFESD te Napoli (6042), CLB te Borgo Vercelli in Italië (6089). Uiteindelijk gingen 15 locomotieven naar Italië waaronder ook nog de volgende locomotieven6027, 6036, 6039, 6045, 6047, 6060, 6067 en 6070).
Twee locomotieven werden ingezet door de steengroeve in Momignies (6019 en 6086).
De 6054 ging naar LOCOREM. Wat met deze loc uiteindelijk is gebeurd is niet bekend.
De 6010 was eveneens kandidaat om naar Italië versleet te worden. Dit is echter niet doorgegaan.
De diesellocomotieven van het type 210 en 210.2 of de latere reeksen 60 en 61 werden vooral ingezet op lokale lijnen voor het slepen van reizigerstreinen en lichte goederentreinen. Vaak werden zij gezien met een korte stam M1, M2 en K-rijtuigen.
In goederendienst zijn alle lichte combinaties mogelijk. Zij werden toegewezen aan meerdere depots waaronder Kinkempois, Hasselt, Saint-Ghislain, Schaarbeek, Merelbeke, Monceau en Ronet. Gedurende zijn loopbaan bij de NMBS heeft de loc verschillende schilderingen gekregen. In de beginperiode was dit beperkt tot een groene livrei met drie horizontale gele banden waarvan de middelste op het front een mooie omlijning rond de koplampen maakt. Sommige locomotieven waaronder de 6020 hebben deze schildering tot het laatst behouden. Daarna volgde de overwegend groene schildering met gele banden en de omgekeerde schildering in het geel met een groene belijning.
Enkel het prototype 6005 heeft in 1982 een blauwe livrei gekregen. Zij was als enige uitgerust met een elektrische verwarmingsinstallatie voor de rijtuigen.
Een bespreking van het voorbeeld in model vind je hier.